zaterdag 11 augustus 2018

Noten lezen is niet moeilijk.




Een beknopte inleiding in het noten lezen en eenvoudige muziektheorie.




Voorwoord.

In alle bands waarin ik ooit gespeeld heb was ik de enige die kon noten lezen. Volgens mijn
medemuzikanten was noten lezen erg moeilijk en snapten ze er niets van. Maar niets is
minder waar. Het notenschrift is inderdaad wel abstract maar echt niet moeilijk. 
Niet dat je per se noten moet kunnen lezen om een goede muzikant te zijn. Grote artiesten
als Paul McCartney, Michael Jackson en Marvin Gaye kunnen/konden geen noot lezen, maar
dat heeft ze niet belemmerd om prachtige muziek te maken. Muziek maken moet vooral leuk
zijn. Zie het als een hulpmiddel om beter te begrijpen wat je doet, maar laat het je plezier en
creativiteit niet in de weg staan.
In dit boekje ga je  stapsgewijs leren noten lezen. Dus lees deze lessen, pak je instrument
erbij en oefen, probeer en luister.



  

Les 1: Notenwaarden en ritme.



Melodie, ritme en harmonie.
Iedere compositie bestaat uit een melodie, ritme en harmonie. De melodie wordt gemaakt
door de verschillende toonhoogtes. Het ritme door de verschillende lengtes (notenwaarden)
van de noten. De harmonieën zijn de combinaties van verschillende noten (polyfonie) zoals
in akkoorden.
Notenwaarden.
We beginnen met de notenwaarden. Daarbij gaan we om te beginnen uit van een maat van
4 tellen. Later zullen ook andere maten aan de orde komen. Alle noten hebben een lengte
(waarde) uitgedrukt in tellen. Er zijn noten van 4 tellen, 2 tellen enz. Hieronder zie je een
overzicht van de meest voorkomende notenwaarden.
Een hele noot duurt een hele maat, dus in dit geval 4 tellen. Een halve noot duurt 2 tellen
(een halve maat). Daar passen dus twee van in een maat. Een kwart noot duurt 1 tel
enzovoort. Achtste noten hebben een vlaggetje als ze apart staan of, in een groepje, zijn ze
verbonden met een lijntje. Hiervan gaan er dus 8 in een maat, ofwel twee in een tel. Dat zijn
dus halve tellen. En zo kun je doorgaan; 16e noten hebben twee vlaggetjes of lijntjes. En zo
zijn er ook nog 32e noten (3 vlaggetjes) en 64e noten (4 vlaggetjes).

Soms hoef je een (deel van) een maat niets te doen. Dan heb je een rust. Net zoals er
notenwaarden zijn heb je ook rustwaarden. Dus hele rusten, halve rusten enz. De rusten zien
er uit zoals hieronder:
Gepuncteerde noten.
Er zijn verschillende ritmische varianten die we hier nu niet gaan behandelen. Maar één is
wel belangrijk. En dat is de gepuncteerde noot. Dit is eigenlijk niets anders dan een noot met
een punt erachter. Een punt achter een noot betekent niets anders dan dat de noot de helft
langer wordt. Dus een hele noot duurt dan 6 tellen (4+2), een halve noot 3 tellen, een kwart
noot 1,5 tel enz. Door al deze notenwaarden en rustwaarden te combineren is het mogelijk
de meest complexe ritmes samen te stellen.
Tot zover deze les over ritmes die je dus samenstelt door notenwaarden te combineren.
De volgende les gaat over toonhoogte. Een melodie maak je door toonhoogtes en ritme te
combineren. Op die manier heb je dus al een liedje samengesteld.

Les 2: Toonhoogte



In de vorige les hebben we de notenwaarden behandeld. Hiermee maak je de ritmes van
een melodie of partij. In deze les gaan we het hebben over de toonhoogtes. De combinatie
van toonhoogtes en ritme maken een melodie. Als je een blaasintrument hebt zoek dan op
internet de grepentabel van je instrument. Daarop kun je de grepen zien waarmee je de
behandelde noten moet spelen. Ook voor gitaar zijn op internet notentabellen te vinden.
Voor keyboards zie je hieronder de noten met bijbehorende toetsen




Notennamen.



Alle noten hebben een letter als naam. Er zijn acht noten in een toonladder dus de namen
zijn a, b, c, d, e, f en g. Daarna begin je weer bij a enzovoort. Een afstand van acht noten
dus van a naar a of g naar g noemen we een octaaf. Daarover later meer als we het over
intervallen gaan hebben. In de muziek beginnen we echter vaak bij de c als eerste noot.
Dus een toonladder van c is c d e f g a b c. In deze toonladder komen geen verhogingen
en verlagingen voor. Ook daarover later meer.

De Notenbalk.



Om de hoogte van een noot weer te geven hebben we de notenbalk nodig. De notenbalk
bestaat uit 5 lijnen. Staat een noot hoger op de notenbalk dan is het ook een hogere noot
op je instrument en andersom, als de noot lager geschreven staat is de noot ook lager op
je instrument. Vrij logisch. Voor noten die hoger of lager zijn dan de vijf lijnen van de
notenbalk gebruiken we een hulplijntje. Dit is een streepje door de noot heen.
Hieronder zie je een voorbeeld van een notenbalk. Voor aan de notenbalk zie je een
zg. sleutel. In dit geval de G-sleutel (ook wel vioolsleutel genoemd). Je ziet dat het tweede
lijntje van onderen door de krul van de G-sleutel heen gaat. 
Dit betekent dat op die lijn de G ligt. Eén noot hoger dan de G is de A. Deze ligt dan tussen
het tweede en derde lijntje in. De B ligt dan weer op het derde lijntje enz. De noten liggen
dus steeds om en om op een lijntje en dan weer tussen twee lijntjes. De sleutel geeft dus
iedere noot een vaste plaats op de notenbalk.
Hieronder zie je de noten van de C-toonladder op de notenbalk.


Je ziet dat door de lage C een streepje is getekend. Dit is het hulplijntje. Omdat de C buiten
de de vijf lijntjes van de notenbalk valt.
Tot zover deze les over toonhoogtes. In de volgende les zullen we het hebben over de
kruizen en de mollen. De verhogingen en verlagingen van de noten dus. Maar oefen eerst
goed met de informatie uit deze les.


Les 3: Kruizen en mollen.



Deze les gaat over kruizen en mollen. In eerste instantie een beetje abstract verhaal. Maar
pak je instrument erbij en doe wat er staat. Net als alles in de muziek moet je gewoon doen!
Dan wordt het vanzelf duidelijk.
Als je naar het toetsenbord van een piano kijkt zie je dat er tussen sommige toetsen en
zwarte toets zit en tussen sommige niet. Als er tussen de toetsen een andere toets zit dan is
het een hele toonsafstand. Zit er geen toets tussen dan is het een halve toonsafstand.


Bijvoorbeeld tussen de C en de D zit een (zwarte) toets. Dus van C naar D is een hele
toonsafstand. Tussen de E en de F zit geen toets dus dit is een halve toonsafstand.
Op de gitaar is een hele toonsafstand twee fretjes verschil en een halve toonsafsand 1 fretje
verschil.
Soms is het belangrijk om net die ene toon tussen twee tonen te spelen. Bijvoorbeeld die
noot tussen de F en de G. Dan zet je een kruis voor de F. Dan speel je dus de zwarte toets
tussen de F en de G. Die noot noemen we dan een Fis (uitspreken als Fies). Alle noten waar
een kruis voor staat eindigen dus op "is". Op de gitaar is het dus 1 fretje hoger dan de F.
Op onderstaand plaatje zie je hoe een kruis er uit ziet.
Net zoals een toon verhoogd kan worden kan hij ook verlaagd worden. Hiervoor gebruiken
we een mol. Als er een mol  voor de B staat speel je dus de noot tussen de B en de A.
Hij heet dan Bes. Alle noten met een mol ervoor eindigen dus op "es". En mol ziet er als
volgt uit.

Om kruizen en mollen weer ongedaan te maken hebben we het herstellingsteken.
Kruizen,  mollen en herstellingstekens gelden alleen voor de maat waar ze in staan.
Vaak staan de kruizen of mollen voor aan op de notenbalk. Dat betekent dat ze dan voor de
hele compositie gelden en staan ze niet voor de betreffende noten geschreven. Opletten
geblazen dus.

Les 4: Maten en maatsoorten.



Alle muziek is verdeeld in maten. Maten bestaan meestal uit drie, vier, zes of twaalf tellen.
Maar ook andere aantallen zijn mogelijk. Zo heeft Money van Pink Floyd zeven tellen in de
maat en Take Five van Dave Brubeck vijf tellen in de maat. Tussen alle maten staat een
maatstreep. Na de maatstreep begin je weer bij tel 1.

De maat wordt aangegeven met een breuk. Deze staat voor aan de notenbalk.
Het bovenste getal geeft het aantal tellen in de maat aan, in dit geval 4. Het onderste getal
geeft aan welke nootwaarde (zie les1) 1 tel duurt. In dit geval duurt een kwart noot 1 tel.
Dit noemen we dan een vierkwartsmaat. Een achtste noot duurt dan dus een halve tel.
Een halve noot twee tellen en een hele noot vier tellen.
Hieronder zie je een vierkwartsmaat met de notenwaarden.


Zo heeft een driekwarts dus drie tellen in de maat waarbij een kwart noot dus ook weer 1 tel 
duurt.

Er zijn ook zg. achtste maten. Bijvoorbeeld een zes achtste maat. Dan duurt een achtste noot
(zo'n noot met een vlaggetje dus) 1 tel. En daar heb je dan 6 van in een maat. Een voorbeeld
is "So this is Christmas van John Lennon.


In een achtste maat duurt iedere noot dus een keer zo lang als in een kwarts maat.

Les 5: Intervallen


In deze les komen de intervallen aan de orde. Intervallen zijn de afstanden tussen de noten.
Niet echt moeilijk maar wel belangrijk, vooral als je ook meer wil weten over de samenstelling
van akkoorden. 
We gaan weer uit van de toonladder van C. Dus C D E F G A B C.
Dan noemen we de eerste interval een prime. Dat is dus gewoon de C.
- Van C naar D is een secunde, 
- van C naar E een terts,
- van C naar F is een kwart,
- van C naar G een kwint,
 -van C naar  A een sext
van C naar B een septime
en van C naar C een octaaf
In andere toonladders, bijvoorbeeld de toonladder van G, 
G A B C D E Fis G
is G de prime,
van G naar A de secunde,
van G naar B de terts    enzovoort.
Les 6: Akkoorden
Voor deze les is het belangrijk dat je de les over intervallen goed hebt begrepen. Akkoorden
zijn combinaties van noten. Niet zomaar een paar bij elkaar geraapte noten maar een vaste
combinatie met allerlei varianten.
Het akkoord.
Een akkoord bestaat in eerste instantie uit drie noten. Zeg maar het fundament van het
akkoord. Namelijk de prime, de terts en de kwint. Ofwel als we uitgaan van een C-akkoord
dan is dat de C, de E en de G. We noeme dan de C de grondtoon, de noot waar het akkoord
naar is genoemd.

Bij het G-akkoord is het dus de G, de B en de D. Er zijn majeur-akkoorden en mineur
akkoorden. Straks leg ik het verschil uit tussen deze twee akkoorden.
Soms zie je akkoorden met een getal erachter, bijvoorbeeld G7. Dit Dit noemen we het
G-septiem akkoord. In de les over de intervallen zag je dat de septiem de zevende noot
vanaf de grondtoon is. Dit betekent dus dat er aan dit G-akkoord een F wordt toegevoegd.
Dus het cijfer achter een akkoord geeft aan welke noot (interval) moet worden toegevoegd.
Een C6 akkoord bestaat dus uit een C (prime), een E (terts), een G (kwint)  en een A (sext).
Je hoeft niet altijd de volledige akkoorden te spelen. Soms speel je ook wel eens een deel
van een akkoord. Bijvoorbeeld bij powerchords op een elektrische gitaar. Dan speel je alleen
de prime en de kwint en soms nog het octaaf erbij. Dit is natuurlijk afhankelijk van het
arrangement. Wil je het open houden of niet.

Majeur- en mineur-akkoorden.
Je hebt majeur-akkoorden en mineur-akkoorden. Majeur noemen ze ook wel grote terts en
mineur kleine terts. Als je de les over intervallen hebt begrepen voel je waarschijnlijk al wel
aan waar het heen gaat. Of een akkoord majeur of mineur is wordt bepaald door de afstand
tussen de prime en de terts.
Hieronder zie je hoe het C-akkoord (dus het majeur of grote terts akkoord) op de piano wordt 
gespeeld.
Je speelt CEG. Nu gaat het dus om de afstand tussen de C en de E ofwel de prime en de
terts. Dat zijn twee hele toonsafstanden (zoals we bij de les over kruizen en mollen hebben
geleerd: als er een toets tussen zit is het een hele toonsafstand). Tussen de  C en de D zit
een (zwarte) toets en tussen de D en de E ook. Dit noemen we een GROTE TERTS. Dan
spreken we over een MAJEUR akkoord.
Bij een MINEUR akkoord hebben we te maken met een KLEINE TERTS. Dat betekent dat er
tussen de prime en de terts niet twee hele toonsafstanden zitten maar anderhalf. Dan speel
je niet CEG maar C Es G. De E wordt een halve toon verlaagd. Van C naar D is weer een
hele toonsafstand. MAar van D naar Es is een halve toonsafstand. Hieronder zie je een
C-majeur en een C-mineur akoord. --
Bij een C-mineur akkoord zetten we dus een mol voor de E en dat wordt dan een Es.
Het septiemakkkoord
Als er niets achter een akkoordnaam, bijvoorbeeld C dan is het altijd een majeur akkoord.
Staat er een m of min achter dan is het altijd een mineur akkoord. Echter bij een
septiemakkoord speel je altijd de kleine septiem. Bijvoorbeeld een C7 akkoord bestaat
uit C E G Bes. Als je in de les over intervallen kijkt zie dat de septiem van C een B is en
niet een Bes (een B met een mol). Dus de septiem is altijd een kleine septiem.
Als je wel C E G B speelt spreek je over een grote septiem, Cmaj7.

Het verminderde- en overmatige (ook wel vermeerderd) akkoord
Naast bovengenoemde akkoorden heb je ook nog de verminderde- en overmatige akkoorden.
Bij een verminderd akkoord is zowel de terts als de kwint een halve toon verlaagd.
C verminderd, aangegeven met Cdim, bestaat dus uit een C, een Es en een Ges.
Bij een overmatig akkoord is de kwint een halve toon verhoogd. Het C overmatig akkoord,
aangegeven als Caug, bestaat dus uit een c, een E en een Gis.
Speel ze maar eens op je instrument en luister goed. Dan wordt het wel duidelijk.
Nawoord.

Tot zover deze beknopt uitleg van het notenschrift en een beetje akkoordenleer. Er zijn hele
boeken volgeschreven over muziektheorie en op het conservatorium kun je er een hele
studie over volgen. Ga gerust je gang als je dat leuk lijkt. Maar voor de gemiddelde muzikant
is dat niet nodig.